Na onze zeer fijne maar drukke dag met Abhi en zijn broer besluiten we geen extra nacht meer te verblijven in ons ‘hotel’ in Gorakhpur gezien we toch om 5u de bus moeten nemen. In de lobby blijven rondhangen is echter geen optie voor de receptionist dus we wandelen rond 1u ’s nachts naar the next best thing: het treinstation. Daar zijn we natuurlijk niet alleen: we moeten over honderden lichamen stappen op de ‘parking’ en waden door een volgende zee van Indische slapende lichamen op perron 1 tot helemaal achteraan, waar er meer plaats is en iets ‘properder’. Aan de ingang van het station kopen we – net als de locals doen – een stuk plastic om op te slapen. We kunnen kiezen: een rol aaneengeplakte verpakkingen van chocolate chip cookies of van chips. We gaan voor de koekjes. In tegenstelling tot de Indiërs rond ons die met gemak een tukkie doen op de koude, harde vloer en slapen doorheen de treinaankondigingen die elke 2 minuten over het perron schallen doen we jammer genoeg geen oog dicht, bummer. Met slaapoogjes vertrekken we iets voor 5u naar waar de bussen vertrekken richting de grens. We hebben geluk, er zijn nog net 2 plaatsen over! De bussen hier zien er iets anders uit dan bij ons. Achteraan zijn er gewone zitjes (natuurlijk veel dichter op mekaar gepropt dan bij ons) maar vooraan kan je achter, naast en bijna rond (er is een zitje tussen de versnellingspook en de chauffeur. I kid you not.) de chauffeur zitten op een aaneengesloten bank in de vorm van een L. Daar zitten wij. In de propvolle bus hotsen en botsen we door een om 5u reeds lang ontwaakt platteland richting de grens! Aangekomen in het grensstadje Sonauli volgen we de Nepali van de stopplaats via een random paadje tussen de huizen door naar de grensovergang. Sonauli is exact het schimmige plaatsje dat je je voorstelt bij een vage grensovergang tussen 2 ontwikkelingslanden. Het bestaat uit niet meer dan 1 straat van aangestampte aarde, overal rondhangende ongure types, gore motelletjes waar zelfs de daklozen van Brussel Centraal geen kleine teen in zouden binnenzetten en wisselkantoortjes met belachelijke rates. Dat alles overgoten in dezelfde, vale kleur bruingrijs. Als niemand ons had tegengehouden, zouden we de Indische grenspost gewoon voorbij zijn gelopen. Het is een aftands en vaal kantoortje, compleet incognito gepropt tussen de winkeltjes en huisjes. Er is even geen elektriciteit dus we wachten tot de stroom weer aanslaat alvorens we de formaliteiten kunnen afhandelen. 5 minuten later sjokken we de grens over en het is meteen duidelijk that this ain't India anymore, Toto. Niemand staart ons aan en als we toevallig de blik vangen van een voorbijganger lacht die ons vriendelijk toe. Namaste, Nepal!
De Nepalese grenspost is net wakker, de functionarissen lopen rond in een joggingbroek onder hun hemd en wassen hun gezicht nog in een emmer water. Op 5 minuutjes is ons visum betaald, staat ons stempeltje waar we het willen hebben (we moeten zuinig zijn op onze paspoortpagina’s na Zuid-Amerika) en zijn we met de glimlach het land in genodigd. Dhanyavad! Natuurlijk ontsnap je nooit aan touts die je proberen wijsmaken dat er geen bussen zijn, enkel Jeeps aan belachelijke prijzen. Gelukkig vinden we toch onze weg naar de ticketcounter (een gietijzeren roodgeschilderd hokje van 2m² ergens langs de weg) en zitten we, samen met een hoop Nepali, om 10u op de bus richting Pokhara, de 2e grootste stad in Nepal na hoofdstad Kathmandu. De bus is prachtig versierd met allerlei felle kleurtjes, gordijntjes, flochekes, afbeeldingen van het hele Hindoestaanse godenrijk en plastic lusters maar als ze half zoveel geld zouden hebben geïnvesteerd in schokdempers als in de decoratie, zou de rit iets fijner zijn verlopen voor onze booties. 8u lang (de ganse afstand is nochtans geen 100km…) houden we ons goed vast om niet telkens uit onze stoel te worden gekatapulteerd op de niet-geasfalteerde weg. Zelfs ik zit met mijn knieën stevig tegenaan het ijzeren raamwerk van de zetel voor mij dus Maarten past uiteraard zelfs dubbelgevouwen niet in zijn stoel. Gelukkig zijn onze medepassagiers supervriendelijk en de vele kleuters op de bus klagen niet teveel dus wij houden ook maar onze mond.
Het uitzicht is adembenemend: eindelijk terug in de bergen! Het zuiden van Nepal, de grens met India waar wij vertrekken, is een subtropische laagvlakte die langzaam stijgt tot je in de hoogtes van de Himalaya zit. Van de 10 hoogste bergen ter wereld, liggen er 8 in Nepal! Overal onderweg zien we vanop de hellingen-langs-afgronden waar onze bus overheen sjokt wilde rivieren en watervallen en de bergen rondom ons zijn overdekt met rijstterrassen in de mooiste tinten groen. Op de schijnbaar meest onbereikbare plaatsen zie je felgekleurde lage huisjes en boeren aan het werk op hun velden die haast verticaal tegen de bergwand aanhangen. Tegen de tijd dat we Pokhara ’s avonds bereiken is het donker, maar we krijgen oriëntatiehulp van 2 medepassagiers, jonge kerels uit Kashmir (India) die een pashminawinkel hebben in Pokhara en net terug zijn van 2 maanden familiebezoek voor de winter daar begint. Vreemd hoe zoveel mensen uit die provincie zo merkelijk anders zijn dan de rest van wat we van India al gezien hebben: groot, vrij lichte huid, moderne kledij, meestal goed opgeleid en rijk. Apart.
Moe en stoffig arriveren we op goed geluk bij een hotel waarover we goede commentaar hadden gelezen op Tripadvisor enkele dagen voordien en hoera, er is plaats! We zijn zo vuil dat onze handdoek nog grijs ziet na het afdrogen en na een bord noedels kruipen we om 21u moe ons bed in… ’s Ochtends lijkt de hobbelige busdag van de dag voordien eeuwen geleden wanneer we rondlopen in Pokhara. In de jaren 70 werd het toenmalige dorpje ontdekt door hippies als ideale chillplaats na hun lange trek door West-Azië op weg naar India, Nepal en Zuid-Oost-Azië. Het is gelegen in een groene vallei met prettig microklimaatje, omringd door sneeuwtoppen en vlakbij een enorm meer. Ondertussen is Pokhara de 2e grootste stad in Nepal geworden en een toeristische hub voor de omringende regio. Heel Nepalees is het niet maar we moeten eerlijk zijn: al het comfort is wel prettig… Degelijke kamers, lekker eten en wifi voor iedereen in een prachtige omgeving: check!
2 dagen later starten we het Annapurna Circuit. Annapurna is een bergketen die deel uitmaakt van de Himalaya en je kan er bij de mooiste trektochten ter wereld in doen. Diegene die wij aanvatten duurt een tweetal weken en maakt een enorme loop rond de Annapurna bergketen waarbij je van enkele honderden meters de eerste dag, naar het einde toe stijgt tot je de hoogste pas ter wereld moet oversteken, Thorung La op 5416m, om vervolgens dezelfde dag nog bijna 1,5km weer te zakken en je de lus sluit op dezelfde hoogte als je ze begonnen bent. Onze eerste dagen in Nepal worden dus ingevuld door het regelen van onze permits om de bergketen te betreden, het kopen van mueslibars en noten, geld afhalen voor onderweg, een kaart van de trek zoeken,... Ondanks de massa aan restaurantjes, hotels en winkeltjes roept niemand ons binnen: zalig! Nepali doen gewoon hun ding en laten jou het jouwe ook doen, wat een verschil met India! Over het ganse circuit van de trek kom je langs kleine dorpjes van telkens een vijf tot tiental huisjes (met 2 grote dorpen van ongeveer 50 huizen) waar je kan eten en slapen dus het is best anders dan in Zuid-Amerika. Luxetrekken eigenlijk! Met dat verschil dat we deze keer wel onze bagage dragen.
Dag 1 stappen we met nog een bende reizigers de hobbelbus op in Pokhara naar halte 1 van het Circuit: Besishahar op 760m. Rond ons zitten Diego (Mexico), Sietske (Nederland), Bec's (Australië) en eerder hadden we al 3 Catalanen leren kennen in de permits office (Alex, Albert en Xavi). Allemaal sympathieke mensen met ongeveer hetzelfde wandeltempo dus zonder echt iets te besluiten wordt dat onze groep voor de volgende 2 weken. Om de dorpen bereikbaarder te maken is de regering jaren geleden gestart met het bouwen van een weg. Niet denkende aan het feit dat mensen die in de bergen komen trekken niet echt op zoek zijn naar een lift van tientallen Jeeps die hen dan passeren... Het toerisme in de bergketen is dan ook even teruggevallen en om dat te counteren werd een alternatief circuit aangelegd, gebruikmakende van andere paden die de bewoners te voet gebruiken en die niet langs de weg lopen. Sommige stukken zijn echter alleen maar te bereiken via de weg, ook het eerste stuk van het circuit, dus we nemen een 2e bus tot Bhulbhule (840m) om vandaar te gaan wandelen. De 1e dag wandelen we een dikke 5u (over 16km) tot Ghermu (1130m) en het is net niet donker wanneer we daar aankomen. We moeten de ganse weg wachten op Bec's, die niet superfit is en bovendien ziek wordt onderweg. Beter wordt ze niet dus de volgende dag besluit ze de bergketen te verlaten en opnieuw te starten zodra ze beter is. De eerste 2 à 3 dagen zijn bijna tropisch. De regio is supergroen en vruchtbaar, heel vochtig met massa's vegetatie en watervallen en ontzettend warm. We volgen de rivier; het pad gaat voortdurend omhoog en omlaag en we steken de rivier een paar keer over via al dan niet gammele hangbruggen.
Op dag 2 komen we Mark en Miri tegen onderweg, een supersympathiek koppeltje uit Nieuw-Zeeland dat ongeveer hetzelfde wandelritme heeft als ons en wordt bijgevoegd bij de bende. De Catalanen zijn 3 collega's brandweermannen, superfit en dus ontzettend snel en zoeken telkens een slaapplaats voor ons 9 gezien zij altijd eerder aankomen dan wij: praktisch! Op dag 2 wandelen we 7u over 18km tot Dharapani (1900m) en eten we onze 1e 'dal bhat'. Een typisch Nepalese schotel die veel lijkt op een Indische 'tali.' Je krijgt een groot metalen bord met in het midden een berg rijst en daarrond enkele kleine metalen potjes met dal (linzensoep), curry (meestal patatjes en wat kool of wortel in currysaus), soms ook yoghurt (om op te wegen tegen het pikante), een papad (een pikant, krokant stuk megachips gemaakt van linzenmeel) en een schep pikante pickles (altijd een andere soort pikante gepekelde groente of fruit). Maar het belangrijkste van dat alles: ze komen bijvullen als het op is! Maarten loves it :) Zoals bijna elke dag op de trek gaan we met de kippen op stok om 19u en staan we op om 5u30. Om 6u zijn we onderweg!
Meer naaldbomen op dag 3 en een heel rustige wandeldag van 15km: 4u tot Thanchok (2570m) waar we iets eten en nog 1,5u tot Chame (2710m) waar we blijven slapen. En gratis! Een grote groep Duitsers die komen om te mountainbiken hebben op voorhand gereserveerd en met ons negenen vullen we de rest van het hostal. De vrouw des huizes, een bolletje van anderhalve meter groot met dikke, blozende wangen en een lange zwarte vlecht, is daar zo blij mee dat als we bij haar eten, we de kamers gratis krijgen: ok! Haar dag is gemaakt, ze loopt de hele tijd smakelijk te lachen en haar 3 dochters tussen de 6 en 14 jaar oud rond te commanderen zodat we dekens hebben en eten. Het is de 1e keer dat we zo vroeg op de dag aankomen en nog wat kunnen genieten van de omgeving in het licht: leuk! Op de 1e verdieping waar ze een ruimte heeft vrijgelaten naast de keuken om te eten staat zelfs een kachel die wordt aangestoken: een luxe want zodra de zon hier weg is, is het berekoud! De huizen zijn gemaakt van hout waar je zo tussen de planken heen kan kijken en waar de wind dan ook duchtig doorheen waait. Als er een 'douche' is (een houten of betonnen hok met een buis waar water uit komt of waar we een emmer water krijgen) doen we dat enkel als de zon nog schijnt, anders is het echt te koud.
Dag 4 en we beginnen erin te komen, 19km achter de kiezen in 6u :) Het is nog altijd zonnig maar niet meer tropisch. We wandelen enkele uren door een prachtig maar zompig dennenbos en steken opnieuw heel wat hangbruggen over. De omgeving wordt veel droger, de rivier stroomt ontzettend wild ver beneden langs ons en we komen meer en meer weides tegen bovenaan op elke pas. Overal onderweg zien we kleine koetjes (en dito Cocker-Spaniel-size superschattige kalfjes) met een dikke, wollige vacht die zomaar wat vrij rondlopen en in Upper Pisang zien we het eerste boeddhistische klooster onderweg. In Upper Pisang (3310m) eten we iets en besluiten Mark en Miri omwille van hoogteziekte te blijven slapen. De overige 7 van onze groep gaan nog 2u verder naar Gyaru (3740m) waarvan het laatste uur steil omhoog tot het dorpje dat bovenop een klif lijkt te hangen! Het uitzicht is prachtig: je ziet de ganse vallei in een 180° panorama met achter de zwarte bergen aan de overzijde, voor de eerste keer, een hele rij besneeuwde reuzen van 6000m +! We beginnen allemaal slechter te slapen en de hoogte maakt het wandelen ook zwaarder.
Van Ghyaru moeten we op dag 5 weer helemaal naar beneden tot de hoogte van Humde (3330m) en verder door naar het rustpunt in het Circuit 16km verderop: Manang op 3540m. Omdat we zoveel dalen vorderen we veel sneller en tegen de middag zijn we al daar! Manang is een groot dorp en het laatste dat bereikbaar is met de weg. Het is de aangewezen plaats om een rustdag te nemen en te acclimatiseren alvorens de volgende etappe aan te vatten waarbij je de hoogste pas ter wereld oversteekt op 5416m. De luxe is onvoorstelbaar! Appeltaart, croissants, broodjes,... Elke 100m staren lekkernijen je aan vanachter een vitrine en het beste van al: ze hebben 3 cinema's! Dat leest u goed! 3 stallen zijn omgetoverd tot een Himalayacinema met houten bankjes (met of zonder yakvelletje voor onder je ondertussen stevig getrainde gluteus maximus), een groot laken, een projector, en inbegrepen in de prijs een metalen kopje thee en een zakje popcorn. Hooray for civilization! De 3 filmstalletjes wisselen onderling de enige 4 films af die getoond worden: Into Thin Air en Touching The Void (voor zij die zich met een rampenfilm in de bergen willen voorbereiden op het ergste), 7 Years in Tibet (voor zij die een streepje Brad na 5 dagen wandelen wel kunnen gebruiken) en Into The Wild (voor zij die wel wat Pearl Jam kunnen smaken naast de gebruikelijke Nepalese tsjingeltsjangel). De zon schijnt nog dus we springen gauw onder de koude douche en wassen wat kleren zodat die hopelijk nog zo droog mogelijk geraken. Door de zon en een lage weerstand trakteert mijn lichaam mij jammer genoeg op 2 gigantische koortsblazen maar gelukkig serveren ze in Manang Yak Burger om de pijn te verzachten: hoi! Om 15u gaan we naar het plaatselijke informatiecentrum waar vrijwillige artsen uit de VS enkele maanden verblijven om reizigers te informeren en verzorgen indien nodig. Tijdens het uurtje uitleg dat we in groep krijgen merken we dat veel mensen weinig afweten van hoogteziekte alvorens te vertrekken. Exhibit A: 3 dagen geleden liet een toerist zich met hoogteziekte op een ezeltje verder omhoog rijden om Tilicho te zien, het hoogste grootste meer ter wereld op 4920m. Dat was meteen ook het laatste wat hij gezien heeft. 's Avonds belanden we per ongeluk bij 'Into Thin Air' in plaats van '7 Years in Tibet'. Voor zij die de film nog niet gezien hebben: laat het zeker zo. Tenzij je goed wil lachen met slecht acteerwerk: het jaarlijkse kleutertoneel heeft er niks aan. De Catalanen hebben geen rust nodig en wagen het erop dat de hoogte geen invloed op hen zal hebben, ze reizen de dag erop meteen door naar Tilicho. Wij slapen op dag 6 uit tot 7u (bliss!), eten appeltaart, hangen wat rond en gaan 's avonds dan toch nog naar 7 Years in Tibet kijken :)
Op dag 7 vertrekken ook Maarten, Diego en ik naar Tilicho (een sidetrack van het Circuit om te acclimatiseren) terwijl Sietske in Manang blijft om haar blaren te laten genezen. Sietske is verpleegster en heeft gelukkig de skills en het materiaal in huis om ze aan te pakken . 'Een lekkere vieze wonde' kan haar dag maken (sic) en als je haar blaren bekijkt, wordt het dus nog plezierig daar in Manang! Na 5 dagen begint het wandelen in je benen te kruipen en ze voelen na ons dagje rust dan ook als lood... Het laatste stuk naar Tilicho basecamp is best pittig en gaat veel omhoog en omlaag en langs een bijna verticale wand vol gruis waar je net je 2 voeten naast mekaar kan zetten. 'Landslide Area' waarschuwt een aftands bordje ons. En op de achterzijde: 'Thanks!'. Om niet dood te vallen? We stappen toch stevig door en zijn na 16km op de middag in Tilicho basecamp (4150m) waar we de Catalanen tegenkomen die net terug zijn van het meer. We doen niet veel meer die namiddag en genieten van de zon in de eetruimte. We hebben geluk en hebben net nog de laatste kamer. Net als de avond ervoor komen er in de namiddag nog tientallen mensen aan die gelukkig nog in de eetruimte kunnen slapen in hun slaapzak. Mijn koortsblazen worden er niet beter op en een Spaanse klimster leent me een felroze crème die ze van een outdoorwinkel heeft. De Nepali zijn de enigen die mij – volledig gefascineerd – durven vragen wat er in godsnaam met mijn lippen gebeurd is, waarvan de onderste nu een fuchsia pakje aanheeft. We praten wat met 2 Fransen, Christophe (45, ski-instructeur) en Antoine (21, student geneeskunde), waarvan de laatste op 1u50min alvast een keertje naar boven was gelopen tot het meer die dag. De gemiddelde tijd over die 840m omhoog is 3u maar hij is trailrunner in de Alpen. Respect.
Toch blij met onszelf doen wij er op dag 8 toch ook 'maar' 2,5u over! Je voelt dat je de 4000m gepasseerd bent en de wandeling is best zwaar. Een lange weg traag en gestaag omhoog, vervolgens een stuk zigzag steil naar boven en dan boven de sneeuwgrens een vrij plat stuk tot we het meer zien verschijnen: 4920m, jiehoew! We hangen wat rond, nemen wat foto's en in no time zijn we terug beneden, onderweg traag vorderende mensen naar boven passerend: blij dat we eerder boven waren! We eten iets in basecamp en lopen meteen door tot Sheree Kharka (4070m) om te slapen. Onderweg op de 'landslide area' jaagt Maarten nog even heel moedig een enorme witte yakstier weg die op het smalle pad had postgevat. Daarbij een Amerikaan reddend die daar al een kwartiertje vast stond terwijl de yak hem op zijn horens probeerde te spiesen. No joke.
We hebben de dag erop afgesproken met Sietske in Yak Kharka, dat al richting Thorung La ligt, maar als we de ochtend erop wakker worden is dat geen optie... Sheree Kharka ligt op een klein plateau langs de vallei waarvan we, in tegenstelling tot gisteren, helemaal niets meer zien. Gigantische wolken hebben zich opgewerkt van beneden in de vallei naar omhoog en het begint te regenen. Vervolgens te hagelen. Vervolgens te sneeuwen. En hij blijft liggen. Het pad van Sheree Kharka naar Yak Kharka is nieuw en staat niet op de kaart, we weten dus niet hoe goed het staat aangegeven. We besluiten dan ook te wachten tot het opklaart, kwestie van niet verloren te lopen. De hele dag zitten we te verkleumen in de 'eetzaal' van ons hostalletje en we zien tientallen compleet doorweekte mensen aankomen en noodgedwongen passeren omdat alles vol zit... De geruchtenmolen is goed op gang: niemand weet hoelang het weer zo aanhoudt, niemand weet of er plaats is in het volgende dorpje en Nepal is er niet op voorzien om correcte informatie te verspreiden. We spelen shithead met onze kaarten en 'Bananagrams' van een Amerikaans meisje en besluiten hoe dan ook morgen verder te wandelen.
Dag 10 en lichte regen maar geen sneeuw: hoezee! Diego besluit naar Manang te gaan om comfortabeler te zitten moest het weer slecht blijven. Maarten en ik willen door en gaan rechtstreeks naar Yak Kharka (4050m). De sneeuw is bijna gesmolten dus het pad is goed zichtbaar, hoewel modderig. We lopen over een bergkam tot we opnieuw de Tilicho vallei uit zijn en op de hoek staan van de kruising met de vallei van het Circuit waar we zien dat de lucht is opgeklaard. In Yak Kharka vragen we rond naar Sietske, die we de dag voordien daar eigenlijk hadden moeten treffen, maar 'blond en Hollands' doet geen belletjes rinkelen. We besluiten door te wandelen en stoppen in Leddar (4200m) om te eten, waar we horen dat de hostals richting Thorung La allemaal vol zitten en veel mensen in de eetzalen moeten slapen. We zien tientallen mensen passeren en weten dat groepen met bagagedragers deze voorop sturen om kamers te reserveren. Gezien er bijna overal dekens zijn in de hostals hebben we maar 1 slaapzak mee dus voor ons is slapen (zonder dekens dus) in een eetzaal minder een optie. Het is nog maar 11u maar we besluiten in Leddar te blijven, samen met Seth en Paul (VS) en Pete en Mike (Australië) die we al een paar keer gekruist zijn op de tocht. De hele namiddag gaat het over eten :) Iedereen beschrijft een volledige menu aan lokale lekkernijen die ze aan bezoekers aan hun thuisland zouden voorschotelen. Seth en Paul wonen bovendien al 4 jaar in Thailand en geven daar Engels en we krijgen meteen een hoop tips mee voor wanneer we daar zijn: super! De eetzaal in Leddar wordt verwarmd door een kachel met yakpoep en het eten is lekker dus we klagen niet en de volgende dag, dag 11, is het bewolkt maar droog en kunnen we verder.
Maarten gaat voorop om een kamer te fixen en is als 2e boven in Thorung High Camp (4833m), de laatste slaapplaats voor de pas van Thorung La. Ik kom snipverkouden een uur later aan maar nog altijd sneller dan gemiddeld en als 4e van de hele rits die dag: hoera! Die ochtend is omwille van het goede weer High Camp leeggelopen om de pas over te steken maar om 11u zit de keet alweer vol en de eetzaal ligt die avond opnieuw vol slapers. Van een Thais meisje dat we al een paar keer zijn tegengekomen op de trek horen we dat Sietske en Diego beneden zitten in Thorang Pedi (4450m), samen met Mark en Miri die we sinds Upper Pisang niet meer hebben gezien. Almost reunited again dus!
Op dag 12 vertrekken we om 5u in het schemerdonker met hoofdlamp op omhoog naar Thorang La. Een halfuur later hebben we alle grote groepen die om 4u zijn vertrokken al voorbijgestoken. Conclusie: maakt niet uit hoeveel honderden euro's aan North Face-gear je mee hebt, een goede conditie is belangrijker en gratis :) Het is iiiiiiiiiiiiiiiiiijskoud wanneer we om 7u30 de top van de pas bereiken, enkele minuten je handen in de wind om een foto te nemen is genoeg om je vingertoppen de volgende 2u niet meer te voelen. But we made it!!!!! Ik voel me nogal high van de hoogte (no pun intended) en duizelig zijn op ijsgrond is niet zo handig dus we blijven niet te lang en vertrekken naar beneden. De kou neemt langzaam maar zeker af en enkele uren later komen we 1,5km lager aan in Muktinath (3795m). Het 2e grote dorp in de Annapurna naast Manang en werkelijk prachtig gelegen in een enorme en vruchtbare vallei, omringd door sneeuwtoppen waar je ook kijkt. Wanneer je de vallei inkomt zie je overal kleine lapjes grond met graan, appelboomgaarden, weides met fuzzy koetjes en paarden, boeddhistische tempeltjes met vrolijk wapperende en kleurige gebedsvlaggetjes: super! Heel toevallig komen enkele uren nadien Diego, Mark, Miri, Seth, Pete en Mike aan in hetzelfde hostal. Iedereen is superuitgelaten en blij om het zwaarste stuk van de trek achter de rug te hebben en iedereen trakteert zichzelf op yakvlees met al dan niet een pintje :)
Op dag 13 vertrekken Maarten en ik te voet naar onze volgende halte, Jomsom (2800m), door de schitterende vallei waar we onderweg een 500 jaar oud boeddhistisch klooster bezoeken en stoppen in Kagbeni om iets te eten. Kagbeni is een supergezellig dorpje met ministraatjes vol loslopende kalfjes en kippen tussen de natuurstenen huizen waar om de haverklap een enorme wandelende boekweittakkenbos passeert omdat het hier volop oogst is. Ik word weer maar eens afgestraft voor mijn probeerdrang (Maarten bestelt lekker dal bhat, ik bestel Tsampa, 'local food': een rauwe deegbal van gerstemeel met gesmolten boter en pikante saus. Als je het ergens op de kaart ziet staan: laat het daar gerust staan en bestel iets anders) en nadat ik beleefd zoveel mogelijk opgelepeld heb vertrekken we verder richting Jomsom, langs de rivier. Waar de hevigste wind staat die we ooit gevoeld hebben sinds Patagonië... Na ongeveer een uur van pogingen om vooral niet in de rivier geblazen te worden zien we dat er een Jeep langs ons halt houdt op de weg. Diego, Sietske, Mark en Miri (en Ken (UK) en Sara&Evgeni (US)) zagen ons haast horizontaal overhellend 'wandelen' en kregen medelijden dus we krijgen een lift. Hoi! We worden achterin bij de rugzakken gestouwd (nog altijd oneindig veel beter dan die wind trotseren!) en na nog een uur over de 'weg' in de Jeep komen we met 9 aan in Jomsom. Jomsom heeft de kleinste luchthaven die ik ooit heb gezien en 1 straat. Veel meer is er niet te zien of doen.
De dag erop, dag 14, rijden we verder naar Tatopani (2600m) met de bus van 6u30 die om 8u vertrekt en waarvoor Maarten met zijn 1m89 en met Mark als bodyguard een ongelijke strijd voert met de Nepalese ukjes die allemaal rond het counterraam van 10 cm² drommen om toch tickets te bemachtigen gezien de officiële bus al uitverkocht is. Een weg kan je de route niet noemen maar na een overstap in Ghasa staan we op de middag in Tatopani en trekken we naar de heetwaterbronnen daar. De ganse namiddag liggen we met ons negenen in het stomende water te kletsen tot we bijna momo's zijn geworden en de ochtend erop is met dag 15 onze laatste dag in de Annapurna aangebroken.
Jammer genoeg ontsnap je nooit aan een beetje ellende onderweg en op een 'weg' aangelegd met aarde en rivierstenen ter grootte van een uit-de-kluiten-gewassen-Cézarreke (en even irritant) krijgt Maarten alle kleuren van de regenboog. Een vergiftigd uitziende regenboog. Gelukkig hebben we altijd reserve plastic zakjes bij, we hebben ze nodig! In Beni moeten we nog eens overstappen en 's middags zijn we dan eindelijk in Pokhara. Beetje door mekaar geschud maar in 1 stuk! En 3 keer raden? De moesson blijkt toch niet helemaal over! Wanneer we net 5 minuten te voet onderweg zijn naar het centrum, openen de hemelsluizen zich en veranderen de wegen in rivieren. Gelukkig kunnen we schuilen onder het luiffel van een winkeltje en vlakbij een samosaverkoper. We maken er het beste van en met een samosa in de ene hand en al dan niet een pintje in de andere, vieren we in Gore-Tex dat we terug in de bewoonde wereld zijn. Waterworld, maar bewoond.
Next up? Reünie met de Catalanen op café. Paragliden en een rafting-kampeerdriedaagse. Maar laat ons zeggen dat we daar verslag van uitbrengen wanneer we in Mumbai zijn, 3 november!
Liefs,
Maarten en Diew